Iedereen heeft weer een andere voorkeur hoe hij of zij het liefst getoetst wordt. De een heeft het liefst open vragen, de ander zweert bij meerkeuzevragen. Hoewel, er zijn wel veel mensen die meerkeuzevragen lastig vinden. Begrijpelijk, want soms lijken de antwoorden erg op elkaar of lijkt het goede antwoord er helemaal niet bij te staan! Daarom in deze blogpost hulp bij het maken van meerkeuzevragen (of multiple choicevragen). Hoe pak je het ’t beste aan?
Gebruik een slimme rondeaanpak
Begin met de makkelijkste vragen, dit zijn de vragen waarbij je meteen het goede antwoord spot. Dat heb je dan alvast achter de rug en zo hoef je niet bang te zijn dat je punten verliest omdat je in tijdnood komt. Doe daarna de moeilijkere vragen. Kom je er echt niet uit bij een bepaalde vraag? Sla hem dan nog een keer over. De allermoeilijkste vragen doe je als laatst.
Sta stil bij de structuur van de meerkeuzevraag
Veel meerkeuzevragen hebben 4 keuzemogelijkheden. Van die 4 antwoorden is er altijd ééntje overduidelijk fout. Als je nog iets geconcentreerder leest blijkt er nog zo’n antwoord te zijn dat het echt niet kan zijn. Zo streep je 2 antwoorden weg en hou je nog 2 mogelijkheden over. Één van die twee is de goede, welke dat is moet je ontdekken door goed te lezen en je intuïtie te volgen. Kies het ‘beste’ antwoord, zelfs al heb je het gevoel dat geen enkel antwoord helemaal klopt.
Over het algemeen is het beter om bij je eerste gevoel te blijven dan later toch nog voor een ander antwoord te kiezen, tenzij je je ineens iets herinnert dat je was vergeten tijdens het antwoorden van de vraag. Meerkeuzevragen hebben vaak met herkenning te maken en daarom is je eerste antwoord meestal het goede antwoord.
Blijf de vragen en antwoorden goed lezen
Soms zit er een instinker tussen die je alleen opmerkt als je de vraag en antwoorden echt goed gelezen hebt. De universiteit Leiden heeft een proefexamen waar een mooi voorbeeld in staat. “Kies uit de volgende steden de hoofdstad die het meest noordelijk ligt”. De mogelijke antwoorden zijn Moskou, New York, Stavanger en Vladiwostok. Je eerste gevoel zegt misschien: geen idee, ik ken die hele stad ‘Stavanger’ niet. Maar als je de vraag nauwkeuriger leest dan ontdek je meer informatie, ze vragen om een hoofdstad. Dat betekent dat al twee opties afvallen: alleen Moskou is een hoofdstad. Kijk, dat maakt het meteen een stuk makkelijker!
Bewaar je kalmte bij rotvragen
De rotste vragen zijn over het algemeen vragen waar het antwoord ‘alle bovenstaande antwoorden zijn goed/fout’ instaat. Dat maakt veel mensen onzeker. Niet nodig! Wat je doet bij zo’n vraag is eerst de drie andere antwoorden overwegen. Als er één tussen staat waarvan je weet dat het niet klopt, dan kan je het laatste antwoord afstrepen!
Bedenk: je hoeft niet alles goed te hebben
Sommige mensen laten zich heel erg leiden door een negatief gevoel. Dat is wel begrijpelijk (je wil toch goed presteren!) maar vaak helemaal niet nodig. Je hoeft namelijk niet ALLE vragen goed te hebben om te slagen voor je examen, je hoeft er alleen GENOEG goed te hebben! Als je dus een aantal vragen moet gokken, dan is dat helemaal niet zo’n ramp. Focus vooral op de vragen die je wel weet en dan neemt je zelfvertrouwen toe!
Heel veel succes gewenst!